Afzonderlijke aanslag van 5% op tekort aan bedrijfsleidersbezoldiging ingetrokken

Vakartikels

In het Zomerakkoord van 2017 werd een afzonderlijke aanslag in de vennootschapsbelasting ingevoerd voor elke vennootschap die niet minstens €45.000 aan bezoldigingen, of een bezoldiging gelijk aan het resultaat van het belastbare tijdperk wanneer dit lager zou zijn, betaalde aan minstens één van haar bestuurders/zaakvoerders-natuurlijke personen. De afzonderlijke aanslag bedroeg 5% (+2% crisisbijdrage voor aanslagjaren 2019 en 2020, dus 5,10% in totaal) op het verschil tussen de minimumbezoldiging van €45.000 en de werkelijk betaalde bezoldiging. Voor verbonden vennootschappen waarvan minstens de helft van de bestuurders dezelfde personen zijn in elke betrokken vennootschap werd de minimumbedrijfsleidersbezoldiging op €75.000 gebracht (voor alle vennootschappen gezamenlijk).

Deze maatregel stootte op heel wat weerstand en gaf aanleiding tot indiening van een wetsvoorstel om de desbetreffende bepaling in te trekken. Dit voorstel werd op 4 april aangenomen door de Kamer. Aangezien het een intrekking van eerdere wetgeving betreft, zal deze maatregel als nooit bestaande beschouwd worden en dient de aanslag voor aanslagjaar 2019 niet betaald te worden.

De minimumbezoldiging voor bedrijfsleiders blijft wel één van de voorwaarden om te genieten van het verlaagde tarief inzake vennootschapsbelasting van 20% (+2% crisisbijdrage voor aanslagjaren 2019 en 2020). Een uitzondering op deze regel geldt echter voor ‘kleine’ vennootschappen in de eerste vier belastbare tijdperken na hun oprichting.

Voor meer informatie kunt u altijd contact opnemen met Tanja De Decker, Tax Partner, Marc De Munter, Tax Partner of uw dossierbeheerder.