Het goederenrecht van de 19e naar de 21ste eeuw: wat is de impact op het vruchtgebruik van aandelen van een vennootschap?

Vakartikels

Om de bepalingen over zakelijke gebruiksrechten - zoals opstal, erfpacht en vruchtgebruik - aan te passen aan  de huidige maatschappelijke context, heeft de wetgever het goederenrecht (dat dateert van 1804) grondig aangepast. Het nieuwe goederenrecht trad in werking op 1 september 2021. Partijen kunnen overeenkomen om de nieuwe regels ook toe te passen op overeenkomsten van zakelijke gebruiksrechten die gevestigd zijn voor 1 september 2021.

Gesplitste eigendomsrechten op aandelen van een vennootschap

Bij een overdracht naar de volgende generatie dragen sommige ondernemers de aandelen van hun vennootschap (deels) over via een schenking. Schenkbelasting is goedkoper dan erfbelasting. Het is dan ook fiscaal interessanter om de aandelen via schenking over te dragen. Als ondernemer wilt u immers dikwijls nog een vorm van inkomsten behouden en is het nog te vroeg om de controle volledig over te dragen aan de volgende generatie. Schenken met voorbehoud van vruchtgebruik is hier een goede oplossing.

Daarnaast kan ook naar aanleiding van een overlijden een gesplitste eigendomsverhouding ontstaan. De langstlevende echtgenoot erft het vruchtgebruik van de aandelen van de vennootschap, en de kinderen erven de blote eigendom. Het is belangrijk vooraf goed na te denken over de mogelijkheden en beperkingen van vruchtgebruik. In sommige situaties (bijvoorbeeld bij stiefkinderen van de langstlevende echtgenote/echtgenoot, of bij een troebele relatie met de eigen kinderen) kan dit van cruciaal belang zijn voor de continuïteit van de vennootschap.

Heel wat nieuwe wetsartikelen over de zakelijke gebruiksrechten zijn van aanvullend recht. U bent dus vrij om van bepaalde wettelijke regels af te wijken en te opteren voor een vruchtgebruik op maat van uw persoonlijke vermogensplanning. In dit artikel krijgt u een overzicht van enkele van deze nieuwe wetsartikelen.
 

Inkomsten voor de vruchtgebruiker

Onderscheid tussen ‘vruchten’ en ‘opbrengsten’

In het nieuwe goederenrecht formuleert de wetgever een onderscheid tussen vruchten en opbrengsten. De vruchten komen toe aan de vruchtgebruiker, terwijl de opbrengsten voor de blote eigenaar zijn bezwaard met vruchtgebruik. Als criterium voor dit onderscheid tussen vruchten en opbrengsten gebruikt de wetgever ‘het al dan niet verminderen van het kapitaal van het bezwaarde goed’, met andere woorden de impact op de intrinsieke waarde van het goed.

Volgens het oude goederenrecht had de vruchtgebruiker recht op burgerlijke vruchten. Tot deze burgerlijke vruchten behoorden o.a. dividenden die uitgekeerd worden uit de vennootschap.

In ons artikel rond liquidatiereserves en gesplitste eigendomsrechten (vruchtgebruik – blote eigendom) van aandelen kon u lezen dat de uitkering van een liquidatiereserves uit een vennootschap fiscaal wel als ‘dividend’ aanzien kan worden, maar dat tegelijk de vraag bleef bestaan of deze ook onder de definitie van de burgerlijke vrucht in het oude Burgerlijke Wetboek viel. Onder de oude regels van het Burgerlijke Wetboek was het dus onduidelijk of de uitkering van een liquiditeitsreserve toekomt aan de vruchtgebruiker of aan de blote eigenaar.

Biedt het nieuwe goederenrecht hier een antwoord op?

Het nieuwe goederenrecht maakt - ondanks het onderscheid tussen vruchten en opbrengsten - nog steeds niet duidelijk aan wie de liquidatiereserve bij uitkering toekomt.

  • Wanneer de winst van een vennootschap niet gereserveerd maar uitgekeerd wordt (als dividend), dan heeft dit geen invloed op de intrinsieke waarde van de aandelen. Een dividend wordt duidelijk beschouwd als een vrucht en komt dus toe aan de vruchtgebruiker.
  • De winst die voor de vestiging van een vruchtgebruik niet werd uitgekeerd, heeft in positieve zin de intrinsieke waarde van de aandelen beïnvloedt. Deze reserves maken deel uit van de geschonken intrinsieke waarde en komen bij uitkering – als een opbrengst - toe aan de blote eigenaar.
  • De winst die na de vestiging van een vruchtgebruik niet wordt uitgekeerd, doet ook de intrinsieke waarde van de aandelen stijgen en komt dus in principe toe aan de blote eigenaar.
    Maar wat indien de winst louter en alleen om fiscale reden niet onmiddellijk wordt uitgekeerd?
    De winst onmiddellijk uitkeren als dividend betekent dat men na het inhouden van de roerende voorheffing slechts 70% overhoudt van het bruto dividend. Indien men een liquidatiereserve aanlegt en pas uitkeert na een wachttermijn van 5 jaar dan zal er netto 86,36% uitgekeerd worden. Het lijkt evident dat men omwille van het fiscale voordeel beslist om de winst niet onmiddellijk uit te keren, maar even te wachten. Men zou dus kunnen argumenteren dat het hier om ‘uitgesteld’ dvidend gaat dat toekomt aan de vruchtgebruiker. Liquidatiereserves die opgebouwd worden tijdens de duur van het vruchtgebruik, worden in bovenstaande redenering als vruchten beschouwd. 

Wilt u discussies vermijden, dan adviseren we om in de statuten, schenkingsaktes en/of testament op te nemen of een liquidatiereserve al dan niet als vrucht beschouwd wordt, en dus toekomt aan de vruchtgebruiker.

    Duidelijke afspraken met betrekking tot de uitkering van de liquidatiereserves blijven nodig
    in het nieuwe goederenrecht.

    Opeisbaarheid van de vruchten 

    Het oude Burgerlijk Wetboek stelde dat vruchten geacht worden van dag tot dag te worden verkregen. Voor een vruchtgebruik gevestigd na 1 september 2021, komen de vruchten zakenrechtelijk volledig toe aan de vruchtgebruiker van zodra ze afgescheiden of opeisbaar worden tijdens het recht van het vruchtgebruik.

    • Voorbeeld:
      Op 1 juli 2021 wordt u vruchtgebruiker van aandelen. In 2022 wordt beslist om een deel van de winst van het boekjaar 2021 uit te keren via een dividend.
      Volgens de oude regels komt slechts de helft van het dividend toe aan de vruchtgebruiker (voor de periode van 1 juli tot 31 december 2021). Volgens de nieuwe regels komt het dividend volledig toe aan de vruchtgebruiker, ook al heeft het dividend deels betrekking op een periode waar het recht van vruchtgebruik nog niet was gevestigd. 

    Aanwas van het vruchtgebruik

    Als echtgenoten samen hun gemeenschappelijke of onverdeelde goederen schenken met voorbehoud van vruchtgebruik aan hun kinderen, is het vaak de wens dat bij het overlijden van een van de echtgenoten (“eerste overlijden”) het volledige vruchtgebruik toekomt aan de langstlevende echtgenoot/echtgenote

    Hiervoor bestaan drie mogelijk mechanismes:

    • Conventionele aanwas van het vruchtgebruik: traditioneel werd in de schenkingsakte een aanwas van vruchtgebruik ten voordele van de langstlevende vruchtgebruiker voorzien. Zo verkreeg de langstlevende het volledige vruchtgebruik zonder erfbelasting.
    • Wettelijk voortgezet vruchtgebruik: als de aanwas van vruchtgebruik echter niet is opgenomen in de schenkingsakte, kent het wettelijk erfrecht ook ‘voortgezet vruchtgebruik’ toe aan de langstlevende echtgenoot/echtgenote. Dit ‘wettelijk voortgezet vruchtgebruik’ is enkel van toepassing indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan.
    • Wettelijke aanwas van vruchtgebruik: in het nieuwe goederenrecht wordt bijkomend een ‘wettelijk aanwas van vruchtgebruik’ opgenomen zonder voorwaarden. Als gevolg hiervan  komt het volledig vruchtgebruik dus automatisch toe aan de langstlevende echtgenote/echtgenoot. 

    Het wettelijk voortgezet vruchtgebruik heeft voorrang op de wettelijke aanwas van vruchtgebruik. Alhoewel het wettelijk voortgezet vruchtgebruik en de wettelijke aanwas van vruchtgebruik beiden ervoor zorgen dat de langstlevende het volledige vruchtgebruik verkrijgt, zal in Vlaanderen enkel bij het wettelijk voortgezet vruchtgebruik erfbelasting verschuldigd zijn. We raden u dus aan om, als aan de voorwaarden van het wettelijk voortgezet vruchtgebruik is voldaan, dit uitdrukkelijk uit te sluiten. Op die manier verkrijgt de langstlevende via de wettelijke aanwas het volledig vruchtgebruik zonder erfbelasting.

    Is het niet wenselijk dat de langstlevende het volledige vruchtgebruik krijgt? Dan is het vanaf nu noodzakelijk om zowel het wettelijk voortgezet vruchtgebruik als de wettelijke aanwas van het vruchtgebruik uit te sluiten. 

    Omzetting van het vruchtgebruik

    Kan een blote eigenaar de omzetting vragen/eisen? Wilt u als vruchtgebruiker zeker zijn dat u uw rechten kan behouden tot bij het overlijden? In het hervormde goederenrecht is een nieuw artikel opgenomen over een exitregeling bij een wettelijk vruchtgebruik, bijvoorbeeld naar aanleiding van een erfenis. 

    Zowel de vruchtgebruiker als blote eigenaar kan op ieder ogenblik de hele of gedeeltelijke omzetting van het wettelijk vruchtgebruik vorderen bij de rechtbank. Rekening houdend met de belangen van alle partijen oordeelt de rechter of deze omzetting wordt toegestaan. 

    Een blote eigenaar kan bij een wettelijk vruchtgebruik de omzetting van het vruchtgebruik vragen.

    Er zijn drie manieren om het vruchtgebruik om te zetten:

    • Ofwel koopt de vruchtgebruiker de blote eigendom af en wordt de vruchtgebruiker volle eigenaar van de aandelen van de vennootschap. 
    • Ofwel is het de blote eigenaar die volle eigenaar wordt door het vruchtgebruik af te kopen. 
    • Ofwel wordt het vruchtgebruik omgezet in een geïndexeerde lijfrente, waarbij de blote eigenaar volle eigenaar wordt en hij de vruchtgebruiker een lijfrente betaalt.

    Via een testament kan de omzetting van dit wettelijk vruchtgebruik ontnomen worden ten aanzien van de eigen kinderen/blote eigenaars, maar niet ten aanzien van stiefkinderen van de vruchtgebruiker.

    Het vruchtgebruik dat ontstaat als gevolg van een overeenkomst (schenking, aankoopakte, bij conventionele aanwas van vruchtgebruik,…) valt niet onder deze regeling. De blote eigenaars kunnen dus in principe niet de omzetting eisen/vragen.

    Besluit

    Een duidelijke vermogens- en successieplanning zorgt ervoor dat u het beheer, de continuïteit en de uiteindelijke overdracht van uw aandelen/onderneming kan afstemmen met het nieuwe goederenrecht. Deze aanpak zorgt er ook voor dat hiaten in de nieuwe wetgeving aangepakt worden en dat u niet voor onverwachte verrassingen komt te staan bij een eventueel overlijden. Daarnaast biedt het nieuwe goederenrecht tal van interessante mogelijkheden waarvan u gebruik kan maken.

    De essentie

    • Op 1 september 2021 trad het nieuwe goederenrecht in werking.
    • Zakelijke rechten – zoals vruchtgebruik– sluiten hierdoor beter aan bij de huidige maatschappelijke context.
    • Het blijft onduidelijk of de uitkering van een liquidatiereserve toekomt aan de blote eigenaar of aan de vruchtgebruiker. 
    • Voor een nieuw vruchtgebruik komen de vruchten zakenrechtelijk volledig toe aan de vruchtgebruiker van zodra ze afgescheiden of opeisbaar worden tijdens het recht van het vruchtgebruik. 
    • In het hervormde goederenrecht geldt ook een nieuw artikel over een exitregeling bij een wettelijk vruchtgebruik, bijvoorbeeld naar aanleiding van een erfenis.

    Meer weten?

    Als klant van Baker Tilly kunt u contact opnemen met Miek Vandecasteele, Partner/ Estate planner, of uw dossierverantwoordelijke.
    Nog geen klant? Contacteer ons voor een vrijblijvend gesprek.