Liquidatiereserves en gesplitste eigendomsrechten (vruchtgebruik - blote eigendom) van aandelen

Vakartikels

In het kader van een vermogensplanning wensen sommige ouders de aandelen van een vennootschap aan hun kinderen te schenken met voorbehoud van vruchtgebruik. Zo behouden de ouders volgens het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (hierna ‘WVV’) het stemrecht op de algemene vergadering (tenzij de statuten het anders zouden bepalen). De vruchtgebruiker heeft ook recht op de vruchten van de geschonken aandelen.

Als de jaarlijkse winsten van een vennootschap als ‘dividend’ uitgekeerd worden, komen deze in volle eigendom toe aan de vruchtgebruikers (recht op de vruchten). Hierbij geldt een taxatie van 30% roerende voorheffing (hierna ‘RV’). 

De vennootschap kan ook beslissen om de belaste winsten niet onmiddellijk uit te keren. Deze winsten kunnen onder bepaalde voorwaarden (voorwaarde van ‘kleine’ vennootschap, cfr. art. 1:24, § 1 tot 6 WVV) en na heffing van een afzonderlijke aanslag van 10% als liquidatiereserve geboekt worden. Als deze reserves uitgekeerd worden na minstens 5 jaar na het afsluiten van het belastbaar tijdperk waarin de liquidatiereserve werd aangelegd, wordt er slechts 5% RV ingehouden. Bij uitkering naar aanleiding van de vereffening van de vennootschap is er zelfs geen RV verschuldigd, ook al gebeurt deze binnen de 5 jaar. 

Behoren liquidatiereserves ook tot de vruchten van geschonken aandelen?

De vruchtgebruiker heeft recht op het genot van alle soorten vruchten van de zaak waarop het vruchtgebruik rust. Hieronder vallen de huurinkomsten van een onroerend goed en de interesten, samen met de dividenden van roerend vermogen, zoals spaarrekeningen, obligaties, aandelen,…

    Behoren liquidatiereserves ook tot de vruchten die toekomen aan de vruchtgebruiker?

    Volgens artikel 18, alinea 1, 1° WIB92 zijn dividenden: “alle voordelen toegekend door een vennootschap aan aandelen en winstbewijzen hoe ook genaamd, uit welken hoofde en op welke wijze ook verkregen”. Bij de uitkering van de liquidatiereserve houdt de fiscus - zij het weliswaar tegen een lager dan normaal tarief - ook een roerende voorheffing in. Op basis hiervan kunnen we besluiten dat volgens het fiscaal recht liquidatiereserves vruchten zijn. 

    Kunnen we dan automatisch stellen dat de liquidatiereserve als vrucht in volle eigendom toekomt aan de vruchtgebruiker? In principe primeert het burgerlijk recht op het fiscaal recht. We moeten dus in het Burgerlijk Wetboek gaan kijken wat de rechten van de vruchtgebruiker en de blote eigenaar zijn. Het Burgerlijk Wetboek biedt echter geen (duidelijk) antwoord op deze vraag. 

    Er bestaat echter geen twijfel over dat dividenden, uitgekeerd uit gereserveerde of overgedragen winsten, vruchten zijn die in volle eigendom toekomen aan de vruchtgebruiker. Maar met betrekking tot de liquidatiereserve is er geen volledige eensgezindheid in de rechtsleer.

    • Volgens een meerderheid zijn de jaarlijkse winsten van de vennootschap die men ‘reserveert’ in feite bestemd/beschikbaar om te ‘herinvesteren’ binnen de vennootschap. Ze maken deel uit van ‘het vermogen/het kapitaal’, zodat het burgerrechtelijk geen vruchten meer zijn. Als gevolg hiervan komen liquidatiereserves toe aan diegene die recht heeft op ‘het vermogen/het kapitaal’ van de vennootschap, zijnde de blote eigenaar in blote eigendom en de vruchtgebruiker - in toepassing van artikel 596 Burgerlijk Wetboek - in vruchtgebruik. 
    • Een minderheid meent dat elke uitkering vanuit de ‘vrije reserves’ (onder andere de liquidatiereserves) in volle eigendom toekomt aan de vruchtgebruiker. In de meeste gevallen blijkt dat het niet de bedoeling is om de winst te herinvesteren binnen de vennootschap, maar om een jaarlijks dividend toe te kennen. Het regime van de liquidatiereserve is bijgevolg een instrument om dit op een fiscaalvriendelijke manier te doen.

    Hoe zorgt u ervoor dat er geen discussie ontstaat over de uitkering van de liquidatiereserve?

    U kan de ‘liquidatiereserve’uitkeringen laten deel uitmaken van de vruchten (die toekomen aan de vruchtgebruiker) via een voorafgaandelijke overeenkomst. Dit kan door de omvang van de vruchten die toekomen aan de vruchtgebruiker duidelijk te omschrijven in de schenkingsakte. Bij het aanvaarden van de schenking verklaart de begiftigde zich akkoord met alle bepalingen opgenomen in de schenkingsakte.

    Men kan dus conventioneel duidelijkheid scheppen of liquidatiereserves al dan niet

    • in volle eigendom toekomen aan de vruchtgebruiker;
    • als vermogen toekomen aan de blote eigenaar bezwaard met vruchtgebruik voor de vruchtgebruiker;

    waarbij de keuze nog verschillend kan zijn naargelang het tijdstip waarop de liquidatiereserves werden opgebouwd, met name vóór of na de schenking.

    Ook kan men in de statuten van de vennootschap bepalen aan wie de liquidatiereserve toekomt bij een splitsing van het eigendomsrecht in vruchtgebruik en blote eigendom. 

    Kan u er best voor kiezen om de liquidatiereserve toe te laten komen aan de vruchtgebruiker?

    Die keuze hangt af van uw persoonlijke situatie:

    • Indien u beslist om de liquidatiereserves in volle eigendom te laten toekomen aan de vruchtgebruiker, bestaat de kans dat een bijkomende successieplanning (bijvoorbeeld schenking) in de toekomst vereist/wenselijk is. 
    • Indien u privé al een mooi vermogen hebt opgebouwd (onder andere door de liquidatiereserves die u zichzelf in het verleden uitkeerde), dan zou u ervoor kunnen opteren om de liquidatiereserves te laten toekomen aan de blote eigenaar. De uitkeringen aan de blote eigenaar zijn ‘bezwaard’ met het vruchtgebruik en moeten in principe op een gesplitste rekening gestort worden. Deze rekening staat op naam van de blote eigenaar/begiftigde met voorbehoud van het vruchtgebruik voor de vruchtgebruiker/schenker. Wanneer het vruchtgebruik aanwast bij de blote eigendom, is er geen erfbelasting verschuldigd door de blote eigenaar.

    Niets weerhoudt u om dit uitgekeerde bedrag op de rekening te gaan beleggen via een gesplitste effectenrekening of te investeren in vastgoed via een gesplitste aankoop. Zo kunt u de vrijstelling van erfbelasting behouden. 

    Mits onderling akkoord tussen de vruchtgebruiker en de blote eigenaar kan men (een deel van) het vruchtgebruik ook omzetten in volle eigendom. De waarde van het vruchtgebruik en de blote eigendom wordt bepaald op basis van de leeftijd van de vruchtgebruiker. De vruchtgebruiker en blote eigenaar worden uitbetaald in volle eigendom in verhouding tot hun deel. In de praktijk zijn er verschillende leeftijdstabellen met soms sterk uiteenlopende waarderingen voor het vruchtgebruik.

    Wie beslist er tot de aanleg en de uitkering van een liquidatiereserve ?

    De algemene vergadering beslist over de winstbestemming

    In vennootschappen opgericht na 1 mei 2019 of vennootschappen waarvan de statuten al aangepast zijn aan het nieuwe WVV, heeft de vruchtgebruiker het stemrecht op de algemene vergadering. Vóór de hervorming van het vennootschapsrecht werd in het oude Wetboek van vennootschappen niet geregeld wie het stemrecht mocht uitoefenen op de algemene vergadering. Vaak werd in de statuten van de vennootschap opgenomen dat dit recht bij een gesplitste inschrijving toekwam aan de vruchtgebruiker.

    Dit stemrecht van de vruchtgebruiker is niet absoluut. Bij het uitoefenen van zijn stemrecht moet de vruchtgebruiker zich gedragen als een goede huisvader waarbij men uiteraard liquidatiereserves kan aanleggen en uitkeren (fiscale optimalisatie), maar evenwel ook rekening moet houden met de investeringsbehoeften van de vennootschap.

    Als vruchtgebruiker – houder van de stemrechten - kunt u dus jaarlijks beslissen een liquidatiereserve (deels) uit te keren of in de vennootschap ‘te reserveren’.

    Met betrekking tot de uitkering van de liquidatiereserve merken we het volgende op:

    • Voor een besloten vennootschap (BV) en coöperatieve vennootschap (CV) heeft de beslissing van de algemene vergadering tot uitkering slechts uitwerking nadat het bestuursorgaan de liquiditeitstest heeft uitgevoerd. Deze test houdt in dat de vennootschap na de uitkering nog steeds in staat zal zijn om haar schulden te betalen die in de periode van tenminste 12 maanden na de uitkering opeisbaar worden (art. 5:143 en 6:116 WVV). Onder het oude Wetboek van vennootschappen bestond er reeds een netto-actieftest (netto-actief mag niet negatief worden door de uitkering). Deze test wordt nu aangevuld met een liquiditeitstest voor de BV en de CV waar het begrip maatschappelijk kapitaal werd geschrapt. Het doel van beide tests is belanghebbenden te beschermen, nu het mogelijk is om een kapitaalloze vennootschap te vormen met beperkte aansprakelijkheid. 
    • In het kader van de coronapandemie vaardigde de regering diverse fiscale steunmaatregelen uit om de liquiditeitspositie van vennootschappen niet in gevaar te brengen. Vennootschappen die uitkeringen doen aan hun aandeelhouders, worden geacht geen liquiditeitsproblemen te hebben. Om de fiscale steunmaatregelen te behouden kan er dus geen liquidatiereserve uitgekeerd worden in 2020. De kans is trouwens reëel dat het verbod op dividenduitkering ook in 2021 van toepassing zal zijn, gezien heel wat maatregelen verlengd worden. 

    Sommige vennootschappen moeten zeker de afweging maken of het aanleggen van een liquidatiereserve wel interessant is (onder andere bij verbonden vennootschappen, als er ook vennootschap-aandeelhouders zijn, vennootschappen die eventueel ook kunnen genieten van verlaagde RV onder het VVPRbis-regime, fluctuerende resultaten met kans op toekomstige verliezen, onvoldoende liquiditeiten,…).

    Wat als u vruchtgebruiker van de liquidatiereserve wordt bij overlijden van uw echtgeno(o)t(e)?

    Ook in het kader van een overlijden kan een gesplitste inschrijving vruchtgebruik–blote eigendom ontstaan, waarbij het vruchtgebruik toekomt aan de langstlevende echtgeno(o)t(e) ten gevolge van het wettelijk erfrecht. 

    Als er in de statuten geen bepalingen opgenomen over de rechten van de vruchtgebruiker, kan er onenigheid ontstaan tussen de langstlevende echtgeno(o)t(e) en de kinderen. Door nu reeds duidelijkheid te scheppen in de statuten, vermijdt u onnodige en tijdrovende discussies, zeker bij een onverwacht overlijden.

    Zijn er alternatieven om de opgebouwde liquidatiereserve uit te keren aan de schenker?

    Het nieuwe WVV voorziet een grotere vrijheid en flexibiliteit op het vlak van de winst- en stemrechten voor de aandeelhouders. Het uitgangspunt blijft dat elk aandeel recht geeft op een gelijk aandeel in de winst en het vereffeningssaldo en op één stem per aandeel, behoudens andersluidende bepalingen in de statuten.

    In de statuten kunnen aandelen opgedeeld worden in categorieën met verschillende rechten.
    Veronderstelling:     

    • A-aandelen – 25% van totaal aantal aandelen
    • B-aandelen – 75% van totaal aantal aandelen.

    Enkel de B-aandelen zullen geschonken worden in volle eigendom aan de kinderen.
    De schenker behoudt de A-aandelen in volle eigendom.

    Het nieuwe WVV voorziet een grotere vrijheid en flexibiliteit met betrekking tot de winst- en stemrechten van de aandeelhouders.

    Voorafgaand aan de schenking kunnen de volgende bepalingen in de statuten opgenomen worden:

    • Het zich toe-eigenen van de opgebouwde liquidatiereserve: 
      Enkel de categorie A-aandelen hebben recht op de opgebouwde liquidatiereserves. Als gevolg hiervan zal de uitgekeerde liquidatiereserve in volle eigendom toekomen aan de aandeelhouder van de A-aandelen.
    • Toekenning van stemrecht: 
      Aan de A-aandelen wordt meervoudig stemrecht toegekend (bijvoorbeeld elk aandeel drie stemmen) en een vetorecht voor bepaalde beslissingen. 
      De minderheidsaandeelhouder (A-aandeelhouder) behoudt de controle over de vennootschap, omdat de A-aandeelhouder de meerderheid van de stemrechten uitoefent en een vetorecht heeft in het kader van een statutenwijziging en bestemming van de winst.
    • Bepaling van toekomstige winstverdeling en verdeling van het vereffeningsaldo: 
      Indien gewenst kan men de toekomstige winst voor een groter deel toekennen aan de B-aandeelhouders, om op die manier te vermijden dat bijkomende successieplanning door de A-aandeelhouder noodzakelijk wordt. Het is echter verboden om eenn of meerdere aandeelhouders enige deelname in de winst volledig te ontzeggen

    Sinds 1 januari 2020 zijn de bepalingen van dwingend recht uit het WVV van toepassing voor alle vennootschappen. Voor bepalingen (zoals hierboven omschreven) van aanvullend recht zullen de bestaande vennootschappen eerst hun statuten moeten conformeren aan de bepalingen van het WVV.

    Conclusie

    Wat vaststaat is dat het uitkeren of het reserveren van de jaarlijkse winst ook bepaald en/of bijgestuurd wordt naargelang de fiscaliteit. Fiscale spelregels spelen mee in de beslissing om de pensioenspaarpot op te bouwen binnen of buiten de vennootschap. Dit was zo in het verleden en dat zal ook zo zijn in de toekomst.

    Het aanleggen en uitkeren van een liquidatiereserve kan een middel zijn om op fiscaalgunstige manier een vermogen buiten de vennootschap op te bouwen. Contractueel vastleggen wie de begunstigde is van de liquidatiereserves, zorgt voor duidelijkheid.

    Meer weten?

    Als klant van Baker Tilly kunt u contact opnemen met Miek Vandecasteele, Partner/ Estate planner, of uw dossierverantwoordelijke.
    Nog geen klant? Contacteer ons voor een vrijblijvend gesprek.