Federaal regeerakkoord 2025-2029 | Vennootschapsbelasting

Vakartikels

Op 1 februari 2025 werd het regeerakkoord van de nieuwe federale regering voorgesteld. Dit lijvig document van meer dan 200 pagina’s omvat een hele resem aan geplande maatregelen en aanpassingen over de verschillende beleidsdomeinen heen.

Onderstaand vindt u een samenvatting van de maatregelen die betrekking hebben op vennootschapsbelasting in de brede zin, zoals deze zijn opgenomen in het nieuwe regeerakkoord.

Gelieve op te merken dat op dit moment nog geen enkele van de vooropgestelde maatregelen werd omgezet in een formele (ontwerp)wettekst en deze maatregelen dus nog onderhevig kunnen zijn aan aanpassingen.

Solidariteitsbijdrage – 10% meerwaardebelasting op financiële activa gerealiseerd door natuurlijke personen

Er wordt een solidariteitsbijdrage ingevoerd. Dit is een belasting van 10% op de toekomstige gerealiseerde meerwaarde van financiële activa door natuurlijke personen (inclusief crypto-activa), opgebouwd vanaf het moment van de invoering van de solidariteitsbijdrage. 

Op de principiële belastbaarheid van 10% op meerwaarden op financiële activa gerealiseerd door natuurlijke personen zijn er diverse belangrijke uitzonderingen voorzien. 

Een eerste belangrijke verzachting is dat de historische meerwaarden vrijgesteld zijn. Dit zijn de meerwaarden die zijn opgebouwd tot de invoering van de solidariteitsbijdrage, die gepland wordt in 2026. Hoe de (vrijstelbare) historische meerwaarden concreet bepaald zullen worden, is nog niet uitgewerkt in het akkoord. In het bijzonder bij niet-beursgenoteerde bedrijven kan het - afhankelijk van de concrete invulling van de vrijstelling van de historische meerwaarde in de uiteindelijke wettekst - van essentieel belang zijn om een waardering te maken bij het ingaan van de solidariteitsbijdrage, ter verdediging van het bedrag van de vrijgestelde historische meerwaarde.

Naast - en wellicht bovenop - de vrijstelling van de historische meerwaarden, zijn er nog diverse andere vrijstellingen voorzien.

  • Bij de verkoop van een aanmerkelijk belang (een deelneming van minstens 20%) zal er volgens het regeerakkoord 'altijd' 1 miljoen EUR zijn vrijgesteld.
    • Een meerwaarde tussen 1 miljoen en 2,5 miljoen EUR zal belast worden aan 1,25%.
    • Een meerwaarde tussen 2,5 en 5 miljoen EUR zal belast worden aan 2,5%.
    • Een meerwaarde tussen 5 en 10 miljoen EUR zal belast worden aan 5%.
    • Een meerwaarde vanaf 10 miljoen EUR zal belast worden aan 10%. 
  • Ook is er een voetvrijstelling van 10.000 EUR voorzien om kleine beleggers niet extra te belasten. Deze voetvrijstelling wordt jaarlijks geïndexeerd.

Het is onduidelijk of ook vrijstellingen zullen worden voorzien als de deelneming kleiner is dan het aanmerkelijk belang (20%). In de context van start- en scale-ups zou het bijvoorbeeld een belangrijke impact hebben indien dit niet voorzien zou worden.

Tot slot wordt er ook voorzien in de aftrekbaarheid van minderwaarden (binnen dezelfde categorie van inkomsten), binnen het jaar zelf en dus zonder overdraagbaarheid.

Voor de duidelijkheid benadrukken we dat dit een maatregel in de personenbelasting is. Meerwaarden op aandelen gerealiseerd door vennootschappen vallen niet onder de solidariteitsbijdrage.

DBI-regime

Het regime van de DBI-aftrek wordt omgezet naar een vrijstelling (verhoging begintoestand van de reserves), in plaats van een aftrek.

De moedervennootschap moet een participatie houden van minstens 10%, of, indien lager, met een aanschafwaarde van 2,5 mio EUR. Die laatste drempel wordt opgetrokken naar 4 mio EUR én de deelneming moet de aard van financieel vast actief hebben. Deze verstrenging geldt evenwel enkel voor en tussen grote ondernemingen.

Een grote onderneming die bijvoorbeeld investeert in een startende onderneming zal nog altijd het DBI-regime kunnen genieten volgens de bestaande regels (10% of een aanschafwaarde van 2,5 mio EUR).

VVPRbis en liquidatiereserve

Het VVPRbis-stelsel en de liquidatiereserve worden geharmoniseerd. De wachttermijn voor de liquidatiereserve wordt dan ook verkort van 5 naar 3 jaar. Het tarief van 5% roerende voorheffing wordt wel opgetrokken tot 6,5% vanaf 1 januari 2026 voor nieuw aangelegde liquidatiereserves. Op die manier stijgt het effectieve tarief van de liquidatiereserve van 13,64% naar 15%, zoals bij uitkering van een VVPRbis-dividend. Uitkeringen binnen de 3 jaar worden wel belast aan het standaard 30% tarief in de roerende voorheffing.

Concreet betekent dit dat men bij liquidatiereserves minder lang hoeft te wachten om dividenduitkeringen aan een verlaagd tarief in de roerende voorheffing te kunnen uitkeren, maar dat dit aan een iets hoger tarief zal zijn van 15% in plaats van 13,64%.

Liquidatiereserves die vóór 1 januari 2026 worden aangelegd, zullen nog steeds onder het 'huidige’ tarief roerende voorheffing kunnen uitgekeerd worden van 5%, waardoor ze finaal uitgekeerd kunnen worden aan 13,64% (rekening houdend met de 10% liquidatieheffing). Daarvoor zal bij die liquidatiereserves echter wel de langere wachttermijn van 5 jaar moeten gerespecteerd worden.

VVPRbis blijft verder bestaan, maar wellicht valt het - in praktijk weinig toegepaste - 20% tarief weg.

Minimumbezoldiging bedrijfsleiders: opgetrokken naar 50.000 EUR voor verlaagd tarief vennootschapsbelasting en voor maximum 20% als voordeel van alle aard

De bestaande minimumbezoldiging van 45.000 EUR voor bedrijfsleiders om te genieten van het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting van 20% over de eerste 100.000 EUR winst wordt opgetrokken naar 50.000 EUR, en zal voortaan geïndexeerd worden.

Ook zal de bedrijfsleidersbezoldiging in de toekomst voor maximaal 20% van het jaarlijks brutoloon uit voordelen alle aard mogen bestaan.

Dit betekent dat men, ook in het licht van de maatregelen in de personenbelasting, de berekening zal moeten maken of het in de concrete omstandigheid de moeite loont om, indien nodig, de bedrijfsleidersbezoldiging op te trekken om te genieten van het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting.

Tot slot zal ook enkel een verrekenbaarheid van de roerende voorheffing op dividenden uitgekeerd door DBI-beveks met de vennootschapsbelasting mogelijk zijn in zoverre de ontvangende vennootschap in het inkomstenjaar van ontvangst minstens de minimum bedrijfsleidersbezoldiging toekent.

Share deals met vastgoedvennootschappen

In het regeerakkoord staat ook “De regering zal de regio’s, indien zij dat wensen, helpen strijden tegen zgn. share deals met betrekking tot vastgoedvennootschappen.”.

De exacte bedoeling van deze passage is nog zeer onduidelijk. De verschillende gewesten hebben namelijk al een eigen antimisbruikbepaling inzake registratierechten, waardoor het raden is naar welke situaties door deze passage beoogd worden. Net omdat dit een bevoegdheid is van de gewesten, is het ook afwachten wat de federale regering zou kunnen bijdragen aan deze kwestie.

Fiscale procedure

Inzake fiscale procedure worden zowel nieuwe voornemens aangekondigd alsook een versoepeling of terugdraaiing van regels en werkwijzen die de voorbije jaren geïntroduceerd werden.

Sanctiebeleid

In lijn met recente rechtspraak van het Grondwettelijk Hof en daaropvolgende parlementaire vragen, bevestigt het regeerakkoord dat de belastingplichtige niet automatisch een sanctie opgelegd mag krijgen bij een eerste inbreuk te goeder trouw of een administratieve vergetelheid. In plaats daarvan zal de administratie zelf nagaan of aan de voorwaarden voldaan is om geen sanctie op te leggen. De focus zou dus eerder komen te liggen op verduidelijking en bijsturing en niet op sanctionering. Dit principe zou gelden voor alle belastingen.

Ook het beruchte aftrekverbod zou gemilderd worden: niet alleen zal de aanpassing aan het sanctiebeleid ervoor zorgen dat het aftrekverbod minder vaak speelt (bij gebrek aan een belastingverhoging van minstens 10%), maar de verrekening met een verlies van het boekjaar zelf zal opnieuw toegestaan worden, zelfs wanneer een effectieve belastingverhoging van minstens 10% wordt opgelegd.

Rechtstreeks contact

De regering verbindt zich ertoe om de mogelijkheid tot rechtstreeks contact tussen belastingplichtigen en de fiscus tijdens alle lopende fiscale controles en geschillenprocedures te herstellen. Momenteel is de bereikbaarheid van de betrokken ambtenaren vaak een pijnpunt, en mag het Contactcenter van de FOD Financiën belastingplichtigen niet zomaar doorschakelen naar de betrokken ambtenaar.

Fiscale arbitrage

Omdat een groot aantal geschillen met de fiscus resulteert in langlopende gerechtelijke procedures, wordt een nieuwe fiscale arbitrageprocedure voorzien als alternatief. Hierbij zou de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de fiscale arbiters gegarandeerd worden, zodat dit een volwaardig alternatief zou worden voor de gerechtelijke procedure. De procedure van fiscale arbitrage zou daarom ook pas toegankelijk zijn na uitputting van de bestaande administratieve geschillenprocedure. 

Fiscale controles

De standaard onderzoeks- en taxatietermijn zou opnieuw 3 jaar bedragen (deze was eerder verhoogd tot 4 jaar in geval van een laattijdige aangifte). Voor semi-complexe en complexe aangiften zou evenwel een verlengde termijn van 4 jaar gelden (voorheen resp. 6 en 10 jaar). Ook de termijnen in geval van (een vermoeden van) fraude worden ingekort van 10 jaar naar 7 jaar (standaard) of 8 jaar (in geval van semi-complexe en complexe aangiften). 

Ondanks deze inperking blijft de verplichte bewaartermijn voor boekhoudkundige stukken toch 10 jaar.

Wanneer een belastingplichtige met opzet een fiscale visitatie verhindert, kunnen momenteel dwangsommen worden opgelegd. Deze werkwijze zou vervangen worden door de mogelijkheid voor de fiscus om de belastingplichtige te belasten op basis van een minimale forfaitaire winst. In praktijk betekent dit een belangrijke wijziging, aangezien de dwangsommen enkel door een rechter konden opgelegd worden, terwijl belastingheffing op een minimale winst mogelijk is op grond van een eenzijdige beslissing van de fiscus. Hierdoor zal dus extra behoedzaam moeten omgesprongen worden met fiscale visitaties.

Tijdens een fiscale controle zal de fiscus ook eenvoudiger beroep kunnen doen op o.a. bankgegevens bij het centraal aanspreekpunt (CAP). De fiscale administratie zal, in het geval van voldoende en nauwkeurige aanwijzingen van fiscale fraude of een indiciair tekort, het CAP rechtstreeks kunnen raadplegen. Desondanks verbindt de regering zich ertoe om het recht op privéleven en het recht van verdediging te vrijwaren.

Rechtszekerheid

De regering verbindt er zich ook toe om het zogenaamde “vertrouwensbeginsel” te verankeren in de wetgeving. Dit houdt in dat een belastingplichtige erop mag vertrouwen dat een werkwijze die in het verleden aanvaard werd bij een fiscale controle, blijvend mag toegepast worden zolang het wettelijk kader niet verandert. 

Daarnaast zou ook een duidelijker wettelijk kader uitgewerkt worden voor situaties waar de fiscus op onwettige wijze bewijsmateriaal verwerft. Doel is dat de fiscus steeds de correcte fiscale procedures naleeft. 

Het regeerakkoord bevestigt ten slotte ook dat de Dienst Voorafgaande Beslissingen (beter bekend als de “rulingdienst”) haar rol behoudt om op die manier belastingplichtigen meer rechtszekerheid te bieden.

Innovatiefiscaliteit

Een van de speerpunten van het nieuwe federale regeerakkoord bestaat erin om de ondernemingen actief in België te stimuleren inzake innovatie en duurzaamheid. Zo wordt de concurrentiekracht van de Belgische economie niet alleen behouden maar ook verder verstrekt.

Om deze doelststelling te behalen worden volgende maatregelen vooropgesteld.

Expatstatuut

Het expatstatuut bestaat reeds lange tijd in België en zorgt ervoor dat, onder andere, buitenlandse onderzoekers tegen aantrekkelijke (loon)voorwaarden kunnen worden tewerkgesteld. Aan dit regime werden reeds in 2022 grondige aanpassingen gedaan, maar nu zouden volgende aanpassingen bijkomend worden geïmplementeerd:

  • De belastingvrije vergoeding wordt opgetrokken van 30% naar 35%. 
  • Het plafond van deze vergoeding wordt afgeschaft. Dit lag eerder op 90.000 EUR. 
  • De minimale bruto-bezoldiging wordt verlaagd van 75.000 EUR naar 70.000 EUR. 

Investeringsaftrek

De investeringsaftrek werd recentelijk grondig hervormd. Wij verwijzen hiervoor naar onze eerdere artikels.
Ook aan deze nieuwe regeling worden verschillende aanpassingen voorgesteld:

  • De basisaftrek is momenteel slechts voor één belastbaar tijdperk overdraagbaar. Dit zal worden aangepast naar een onbeperkte overdracht naar de toekomst, zonder beperkingen. De thematische aftrek en technologieaftrek zijn reeds onbeperkt overdraagbaar.
  • De thematische aftrek zal worden vereenvoudigd en toegankelijker worden gemaakt:
    • Het tarief van de thematische aftrek zal voor alle belastingplichtigen op 40% worden gebracht. Voor grote ondernemingen wordt dit in de huidige regeling beperkt tot 30%.
    • In de millieulijst zal de beperking inzake de financiële steun van de Europese overheid voor CCS-CCU worden geschrapt
  • Inzake de investeringsaftrek voor onderzoek en ontwikkeling (nu: technologieaftrek) wordt de formele vereiste van een gewestelijk attest afgeschaft.
  • De nieuwe regering verbindt zich ertoe om een convenant op te stellen tussen de bevoegde federale administraties waarin duidelijk de criteria staan opgenomen over de manier van samenwerking met oog op een verhoogde loyauteit tussen de betrokken administraties, en om de rechtszekerheid voor de belastingplichtige maximaal te waarborgen.
    • Ondernemingen zullen de mogelijkheid krijgen om zich te laten erkennen als onderzoekscentrum. Deze erkenning zou moeten zorgen voor een stabiel fiscaal rechtskader op lange termijn.
    • Er zal een tijdelijk verhoogde aftrek worden ingevoerd om een stimulans te geven aan investeringen in elektrische bestelwagens en vrachtwagens.

Versnelde afschrijving

Specifieke investeringen, zoals bijvoorbeeld investeringen in onderzoek en ontwikkeling, defensie of energietransitie, zullen aan een verhoogd tempo kunnen worden afgeschreven. 

Deze versnelde afschrijving zal voor grote ondernemingen bestaan uit een tijdelijk systeem waarbij in het jaar van investering reeds 40% van de aanschaffingswaarde van het betrokken actief zal kunnen worden afgeschreven.

Voor kmo’s wordt het weer mogelijk om degressief af te schrijven. Op basis van de huidige beschikbare teksten is het niet duidelijk of deze verhoogde afschrijvingen bij kmo’s ook enkele mogelijk is voor specifieke investeringen.

Gedeeltelijke vrijstelling bedrijfsvoorheffing

Er bestaat een verscheidenheid aan verschillende stelsel inzake een gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing. Zo kan deze vrijstelling bijvoorbeeld worden toegepast voor nachtwerk, overwerk, onderzoek en ontwikkeling,... Aan deze vrijstelling zijn verscheiden (formele) voorwaarden verbonden. 
De nieuwe regering zal bekijken of en waar deze regeling moet worden bijgestuurd.

Beleggingsfiscaliteit

Eén van de doelstellingen van de nieuwe regering was om de belastingdruk op arbeid te verlichten en voor een deel te verschuiven naar inkomsten uit vermogen, met een nadruk op een “bijdrage van de sterkte schouders”.

Naaste de opvallende invoering van een ‘solidariteitsbijdrage’ van 10% op toekomstige meerwaarden op financiële activa, doch met een voetvrijstelling van 10.000 EUR per jaar om de kleine belegger te ontzien (zie boven onder “Solidariteitsbijdrage”) bevat het regeerakkoord ook een reeks andere maatregelen op het vlak van beleggingsfiscaliteit.

Tarief roerende voorheffing

Waar er onder de blauwdruk van voormalig Minister van Financiën Vincent Van Peteghem sprake was van een mogelijke verlaging van het algemeen tarief van de roerende voorheffing van 30% naar 25%, is hier geen sprake van in het huidig regeerakkoord.

Het regeerakkoord beperkt zich tot de belofte om te onderzoeken hoe de huidige vrijstellingen van roerende voorheffing op dividenden en interesten kunnen vereenvoudigd worden, zonder de bedoeling ze te beperken, teneinde ze begrijpelijker te maken.

Van een harmonisering van de vrijgestelde korf inzake dividenden (inkomsten 2025: 859 EUR pp.) en interesten op spaarboekjes (inkomsten 2025: 1050 EUR pp.) is ook geen sprake.

In het geval van een veroordeling van België door het Europees Hof van Justitie wegens strijdigheid van de huidige vrijstelling van gereglementeerde spaarboekjes met het vrij verkeer van kapitaal zal de Minister van Financiën binnen drie maanden een begrotingsneutraal voorstel voorleggen voor de vrijstellingsregeling, waarbij er gestreefd zal worden naar meer harmonisatie van de verschillende stelsels en meer vrijheid voor de spaarder.

Jaarlijkse taks op de effectenrekeningen

Rond deze taks is tijdens de onderhandelingen heel wat te doen geweest. Zo was er op een gegeven moment sprake van een verhoging van het tarief van 0,15% naar 0,25%. Uiteindelijk is daar niets van in huis gekomen en blijft de taks behouden op 0,15%. Wel stelt het regeerakkoord dat de regering zal onderzoeken hoe, conform de aanbevelingen van het Rekenhof, de ontwijking van de taks kan worden aangepakt.

Beurstaks

Wat de taks op de beursverrichtingen betreft bevat het regeerakkoord geen concrete wijzigingen. De regering neemt zich echter voor om de taks te moderniseren en te vereenvoudigen, middels enkele gerichte ingrepen. Op die manier hoopt ze een aantal gekende problemen op te lossen en het ‘level playing field’ tussen de geviseerde beleggingsinstrumenten, -vennootschappen en –fondsen te verbeteren. Ook de dakfondsbepaling zal worden herschreven en verduidelijkt.

DBI-Bevek

Het stelsel van de DBI-Bevek, waarbij ondernemers via hun vennootschap beleggen in beleggingsfondsen met toepassing van de 100% DBI-aftrek op uitgekeerde inkomsten blijft behouden. Er komt echter een nieuwe heffing van 5% op de meerwaarde bij uitstap. Onduidelijk blijft of ook hier de historische meerwaarde, opgebouwd vóór inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving, buiten schot blijft.

Bovendien zal de beleggende vennootschap de ingehouden roerende voorheffing maar kunnen verrekenen met haar vennootschapsbelasting, in zoverre zij in het inkomstenjaar van ontvangst van de uitkering de tot 50.000 EUR verhoogde minimale bedrijfsleidersbezoldiging toekent aan haar bedrijfsleider.

Carried interest

De vergoeding van fondsbeheerders van private equity-fondsen via carried interest zal een specifiek nieuw belastingregime krijgen met een belastingtarief van maximaal 30% op roerende inkomsten. Bedoeling zou zijn om “concurrerend regime” in te voeren ten opzichte van de bestaande regimes in de buurlanden, teneinde de fondsenactiviteit in België te stimuleren. Het nieuw regime zou enkel gelden voor nieuw ingevoerde plannen.

Overige maatregelen

Verder bevat het regeerakkoord nog een amalgaan van maatregelen betreffende spaar- en beleggingsfiscaliteit

  • Het reglementair kader voor private privaks zou versoepeld worden, doch binnen een budgettair neutraal kader. Gedacht wordt aan de duurtijd, aantal aandeelhouders, enz.
  • Het verhoogd pensioensparen zou geïntegreerd worden in het klassiek pensioensparen, binnen een budgettair neutraal kader;
  • Via een variant op de Wet Cooreman-Declercq zullen spaarders gestimuleerd worden om te investeren in de economie. Daartoe zullen de belastingverminderingen voor investeringen in startende ondernemingen en groeibedrijven geïntegreerd worden in één vermindering, doch met aandacht voor het bestrijden van misbruiken,;
  • Voor diverse occasionele inkomsten zal een de minimis regeling ingevoerd worden van 2.000 EUR, hetgeen inhoudt dat die inkomsten pas belastbaar kunnen worden als ze 2.000 EUR overstijgen. Niettemin blijft de vrijstelling van transacties van normaal beheer van privaat vermogen in beginsel vrijgesteld.
  • De regering streeft ernaar om bestaande beperkingen op aandelenbeleggingen voor o.m. pensioenfondsen en verzekeraars te verminderen, teneinde hen beter in staat te stellen te investeren in de reële economie.

Diverse maatregelen (andere dan reeds hierboven opgelijst) om de concurrentiepositie van ondernemingen te verbeteren:

  • Het stelsel van de groepsbijdrage wordt flexibeler gemaakt door zowel rechtstreekse als onrechtstreekse participaties toe te laten, nieuwe vennootschappen niet langer uit te sluiten en de DBI-vrijstelling mogelijk te maken van winst die voortkomt uit een groepsbijdrage;
  • Uitbreiding fiscaal regime auteursrechten naar digitale beroepen;
  • Om de koopkracht van de werknemers te verbeteren, zullen bedrijven maaltijdcheques van maximaal 12 euro kunnen toekennen, in plaats van momenteel 8 euro.

Maatregelen om de vennootschapsbelasting te vereenvoudigen:

  • Er zal nagedacht worden of er een optioneel en eenvoudig systeem inzake verworpen uitgaven kan worden ingevoerd;
  • Enkele vrijstellingen worden geschrapt. Zo zal de fiscale vrijstelling voor sociaal passief, het PC privé plan en de vrijstelling voor meerwaarden op bedrijfsvoertuigen verdwijnen. De vermeerdering wegens onvoldoende voorafbetalingen zal niet langer beïnvloed worden door het ondertekenen van een tax-shelter raamovereenkomst;
  • Ook zouden de regels ivm de aftrekbeperking van autokosten worden vereenvoudigd;
  • Er wordt voorzien een ruimere overgangsperiode voor hybride auto’s waarvoor de maximale fiscale aftrek van 75% nog behouden blijft tot eind 2027. In 2028 wordt dat 65% en 57,5% in 2029. Ook de brandstofkosten van hybrides blijven nog tot eind 2027 voor 50% aftrekbaar;
  • Het bestaande mobiliteitsbudget zal worden hervormd (nader te bepalen);
  • Er komt zo snel mogelijk een kader voor kosten eigen aan de werkgever;
  • De bijlage 270 MLH (huurbijlage) wordt geschrapt en zal vervangen worden door een minder administratief belastend alternatief.

In lijn daarmee maatregelen in het kader van administratieve vereenvoudiging:

  • Alle verplichte informatie die in het UBO register moet komen en reeds via andere kanalen beschikbaar is (KBO, notaris,.) moet automatisch in het UBO register komen;
  • Er wordt ingezet op de verdere ontwikkeling en het verplichte gebruik van de e-Box naar alle administraties;
  • De regering zal de regels ivm TP documentatie vereenvoudigen, in het bijzonder voor kmo’s;
  • Er zal worden voorzien in een ICT-omgeving voor publicaties in het B.S, die rechtstreeks online kunnen worden ingediend.

Meer over het federaal regeerakkoord?

Lees ook wat er verandert voor uw personenbelasting en btw.

Auteurs

Tanja De Decker, Tax Partner
t.dedecker@bakertilly.be

 

Marc De Munter, Corporate Tax Partner
m.demunter@bakertilly.be

 

Gerda Pieters,Tax Manager
g.pieters@bakertilly.be

 

Milan Swijngedouw, Corporate Tax Manager
m.swijngedouw@bakertilly.be

 

Jean-Marcel Steenhout, Tax Manager
jm.steenhout@bakertilly.be

 

Roel Van Ransbeke, Tax Manager
r.vanransbeke@bakertilly.be